Handelaar kan niet zelf de fiscale waarde vaststellen
Alleen door de fabrikant erkende importeur is bevoegd tot het vaststellen van de prijslijst voor de BPM en bijtelling. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Die uitspraak sluit aan bij eerdere jurisprudentie hierover en wordt nu voor de nieuwere regelgeving over versnelde afgifte van kentekenbewijzen bevestigd.
Het ging in deze aak om een onderneming die zich bezighoudt met de import en export van nieuwe en gebruikte personenauto’s en bestelauto’s. Deze onderneming is geen officiële importeur van een automerk.
De rechtszaak ging over de voorwaarden die de belastingdienst stelt aan het hebben van een BPM-vergunning voor betaling van BPM per tijdvak in plaats van afdracht per auto. Eén van die eisen is dat deze ondernemer zich moest conformeren aan de in Nederland door de fabrikant of importeur aan wederverkopers kenbaar gemaakte prijs.
Het Gerechtshof oordeelde hierover dat de doelstelling van de BPM-wetgeving onder meer is het per type voertuig vaststellen van een gelijke maatstaf van heffing voor de BPM en dat daarom voor de status van importeur doorslaggevend is dat deze houder is van een of meer typegoedkeuringen. Dat sluit ook aan bij de EU-richtlijn over de typegoedkeuring. Daarin wordt met de fabrikant gelijkgesteld een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om hem bij de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen en namens hem op te treden bij aangelegenheden die onder die richtlijn vallen.
Hoewel deze zaak inmiddels een deel van het belang verloren heeft nu de BPM op personenauto’s op basis van de CO2-uitstoot in plaats van de prijs wordt berekend, is het nog steeds wel van belang voor de BPM op bestelauto’s en bovendien ook voor de fiscale waarde van de bijtelling. Deze kan dus alleen door een door de fabrikant aangewezen importeur worden vastgesteld.