Let op rittenregistratie bij wisseling van auto

Als in de loop van een jaar verschillende auto’s ter beschikking zijn gesteld, geldt voor elk van die auto’s een tijdsevenredige bijtelling. Dat is alleen anders als aangetoond dat met alle auto’s samen niet meer dan 500 km privé is gereden.

Tot dat oordeel kwam het Gerechtshof in Amsterdam deze week. Het ging om een zaak van iemand die van 1 januari 2013 tot 5 juli 2013 een auto van de zaak had met een catalogusprijs van ruim 57.000 euro en daar niet privé mee reed. Hij heeft daarvoor een sluitende rittenregistratie bijgehouden. Vanaf eind juli tot het einde van het jaar reed hij een plug-in hybride auto met een bijtelling van 0%. Die auto werd wél privé gebruikt. De Verklaring geen privégebruik heeft hij in de loop van het jaar ingetrokken.

De wisseling van auto leidde tot een naheffing over de periode tot 5 juli. De werknemer ging daar vergeefs tegen in bezwaar en beroep. In hoger beroep zegt het Gerechtshof over deze naheffing nu het volgende: Als in de loop van een kalenderjaar verschillende auto’s door de werkgever aan een werknemer ter beschikking worden gesteld, moet een tijdsevenredig deel van het voor elk van die auto’s geldende bijtellingspercentage in aanmerking worden genomen tenzij blijkt dat de auto’s samen op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden worden gebruikt. Dit is niet anders als vaststaat dat één van de auto’s niet voor privédoeleinden is gebruikt of als het bijtellingspercentage voor één van de auto’s door een lage CO2-uitstoot tot nihil wordt verlaagd. 

De intrekking van de Verklaring geen privégebruik berustte op het misverstand van de berijder dat hij in de loop van het jaar mag overstappen naar privégebruik als hij tijdsevenredig kan aantonen dat de eerste auto niet privé is gebruikt. Zo’n overstap is wettelijk echter pas weer mogelijk per 1 januari van een nieuw jaar. Alleen bij wisseling van werkgever is overstap van bijtelling naar rittenregistratie of andersom wel mogelijk.